Nee zeggen tegen een tender doe je zo!
“Jeanne, ik denk dat ik heel leuk nieuws heb voor jullie!” Haar toon klonk opgewonden. “Jullie mogen pitchen voor ons leiderschapstraject!”
De stilte toen ze klaar was met praten, voelde uitnodigend. Mijn mogelijke opdrachtgever verwachtte een vreugdevolle-juich-kreet. Ze maakte me blij, toch?
Inmiddels weet ik hoe ik handig omga met een uitnodiging om te pitchen. Dus vertelde ik dat het een grote eer is dat haar organisatie aan ons denkt. Dat ik daar heel trots van werd.
Toen ik hoorde dat dit relationele deel van mijn boodschap goed geland was pakte ik door en vertelde haar dat we helaas niet mee doen aan pitches en tenders.
Haar blijdschap verdween als sneeuw voor de zon. Ik probeerde het uit te leggen en begon een heel betoog over waarom Brain Bakery dit niet doet. Al pratend hoorde ik hoe onduidelijk mijn verhaal in haar oren klonk. Mijn gesprekspartner deed nog wel mee, maar ik wist dat ze afhaakte. Hoewel we aardig tegen elkaar bleven, had ik het gevoel dat ik te kort schoot.
Ontevreden hing ik op.
Begrijp me goed, ik heb vaker met dit bijltje gehakt. Toen ik Brain Bakery bijna 15 jaar geleden begon, was één van de redenen dat ik nooit meer een traject wilde ontwerpen zonder dat ik de wereld van de deelnemers kende. Ik wilde af van het 13 in een dozijn dezelfde riedeltjes afdraaien, met dezelfde flips.
Sterker nog mijn definitieve besluit om voor mezelf te beginnen, nam ik terwijl ik na 17.00 uur door de lege gang van een grote van der Valk liep. Alle deuren van de trainingslokalen stonden open en binnen in elke zaal zag ik hetzelfde tafereel: flips aan de muren, flips met dezelfde afgezaagde modellen, programma’s op de deur met per uur wat er gedaan zou worden en de exacte tijden van de lunch.
Het gevoel van de leer-fabriek bekroop me. Stuur je mensen naar deze gang en stop ze in een lokaal en dan pompen we ze vol met overbekende, generalistische theorie in de morgen en doen we rollenspellen in de middag.
Dat wilde ik niet meer.
In het begin als ik gevraagd werd voor een pitch, durfde ik geen nee te zeggen. Dus deed ik tegen mijn zin wel mee.
Later durfde ik wel nee te zeggen, maakte er met Jan-Peter en Loes Wouterson wel een podcast over. Check 67 hier. Maar ik bleef ontevreden over de helderheid van mijn onderbouwing.
Ik besloot voor eens en voor altijd een goede metafoor te vinden om uit te leggen waarom ik niet mee doe aan pitchen of aanbestedingen voor een leer-activiteit of traject. En waarom ik onze hele branche adviseer ermee te stoppen.
En ik vond hem. In de podcast leg ik hem uitgebreid uit, maar hier in het kort:
Stel er ratelt iets in je auto. Het bevalt je niet dus je gaat naar een professionele automonteur.
Als je dan zegt: luister, ik heb een rateltje aan de voorkant links van mijn auto. Ik wil je vragen hem te repareren en wil graag weten wat je gaat doen, wat het kost en hoe lang het duurt.
Dan zegt de monteur: dat weet ik zodra ik ernaar gekeken heb en er misschien ook even mee heb gereden.
Als jij dan volhoudt dat je een diagnose, een prijs en de tijd die het kost wil weten, zonder de monteur de kans te geven onder de motorkap te kijken, dan loopt de monteur hoofdschuddend terug naar haar kantoortje en gaat aan haar werk. Want de monteur weet uit ervaring dat een rateltje een los zittend stukje plastic kan zijn dat ze er binnen 5 minuten uit vist en waar je niet eens voor hoeft te betalen als je vaste klant bent, of dat het een teken is dat er een groot duur onderdeel vervangen moet worden. Dus de monteur gaat je echt niet een prijs geven voordat er onderzoek is verricht.
Hetzelfde geldt voor trainingen en leertrajecten: zonder diagnose kan ik het niet verantwoorden aan mijn professionele standaard dat ik kom met een prijs, de duur en de inhoud van de training.
Ik zou willen dat meer trainers, bureaus en L&D-ers op deze manier met het pitchen omgaan.
Liefs,
Jeanne
Check hier de podcast op Spotify
Check hier de podcast op Apple